Röntgenstraling en radioactieve stoffen

 

In de vroegste berichten over röntgenstraling in de kranten was te lezen dat Röntgen met deze straling "onzichtbare" dingen kon fotograferen. Met onzichtbare dingen bedoelden de journalisten bijvoorbeeld de beenderen in een hand. Met name de medische wereld was geïnteresseerd in deze nieuwe straling omdat men hiermee het inwendige van de mens kon bekijken zonder hem open te snijden. Het duurde dan ook niet lang voordat de eerste medische toepassingen plaatsvonden. In januari 1896 gebruikte men deze straling voor het zichtbaar maken van een schot hagel in de hand van een jager. Zelf noemde Röntgen zijn ontdekking X-straling. Hoewel deze naam later is gewijzigd in röntgenstraling kom je in Engelse literatuur nog vaak de term X-rays tegen.

Aangezien Henri Bequerel op de hoogte was van de vinding van W.C. Röntgen, schreef hij zijn ontdekking dat sommige stoffen zwarting kunnen veroorzaken van een fotografische plaat, toe aan straling die door de stoffen werd uitgezonden. Marie Curie toonde, samen met haar man Pierre, aan dat het uitzenden van straling een eigenschap van de stof is en niet het gevolg is van een chemische reactie. Tevens ontdekten zij dat er verschillende soorten straling werden uitgezonden, die later de namen van de eerste letters van het Griekse alfabet kregen (alfa-, beta- en gammastraling). Marie Curie noemde stoffen die straling uitzenden "radioactieve stoffen". Radium, een van de radioactieve stoffen die door het echtpaar Curie is ontdekt, veroorzaakte het eerste aantoonbare biologische effect van straling. Doordat Pierre Curie een hoeveelheid radium op zijn huid legde, liep hij ernstige, op brandwonden lijkende, verwondingen op. Na de eerste constatering van een biologische effect duurde het niet lang voordat radioactieve stoffen werden toegepast bij de behandeling van tumoren.